jeudi 30 août 2007
We wisten het allemaal : reeds als peuters namen onze ouders ons mee naar de poorten van een instituut dat ons zou “opvangen”. Op de leeftijd van drie kon deze eerste vorm van “verplichte socialisatie”(noem het zoals je wil) toch voor een aantal klaarblijkelijk, er niet door. Sommigen lieten tranen vloeien, anderen sleepten met hun voeten, we uitten onze tegenstand met onze weinige middelen et onze kleine opstanden met een nieuwe, scherpe woede.
Het lager onderwijs voorbij, stappen we in “ de wereld van de groten” – zoals de leraren ons vertelden bij onze ontvangst in het lager en in het hoger onderwijs, met als voornaamste kenmerkt : het puntensysteem. Wie heeft er geen herinneringen aan een pijnlijke vijf op twintig, met een even pijnlijk commentaar van het soort van “onvoldoende” of “ondermaats huiswerk ?”
Zonder de school, de leerstoffen, de methodologie te kiezen, werden we gewoon gemaakt aan de angst die we voelden als we dachten dat onze ouders een slecht rapport zouden kunnen inkijken. Herinner je deze rapporten, waarin ons gemiddelde tussen het hoogste en het laagste uitkwam, een vergelijking, zo hard als een slag van een wapenstok. De trots van “het succes” voor de ouders van het kind met iets te veel ijver, de schande voor dat van “de domme” waarin zij hun hoop lieten varen. En het ongeluk voor degenen aan wie men liet begrijpen dat ze “niet goed genoeg zijn” doordat zij ”onder het gemiddelde zitten”. Beetje bij beetje liet het systeem ons “de deugd” van de competitie slikken als het unieke middel om onze sociale kansen te verbeteren, de grote mythe van hiërarchische samenlevingen. Onze puntenrapporten zijn de voorgangers van onze loonfiche, de leerstoffen die we slikken zijn ons toekomstige pestjobs.
Wij ondergingen de schande van een puntensaldo onder de vreselijke grens van “10 op 20”. We zullen ons schuldig voelen door werkloosheid of de laagste inkomens krijgen. We begrepen geen wiskunde en waren dus gedoemd te falen.
En om ons te overtuigen dat we minderwaardig zijn komen ze af met het voorbeeld van de “self-made man” die vanuit niets een imperium opbouwde…
De school is zo gemaakt omdat het systeem nood heeft aan een wachtkamer om ons denken te formatteren,om ons de gewoonte eigen te maken om de anderen niet als een kameraad te bekijken maar als een toekomstige tegenstander, die “beter” of “slechter” gaat zijn,in functie van zijn capaciteit zich in te passen in de wereld van hiërarchie en dominantie.
Want deze capaciteit, welke goede uitbuiters aan de éne kant of goede onderworpen slaven aan de andere kant maakt, is één van de sleutels van het systeem, het is van groot belang er een onvoorwaardelijke kritiek op te blijven leveren, met als hoogste en duidelijkste doel een leven waarin het woord “chef” plaats ruimt voor het woord “makker”. Een wereld waarin solidariteit onder de kont van de competitie schopt.